Op maar een uur van de grens in Groningen ligt Oldenburg. Een stad en regio met een rijk verleden, dat zomaar een eigen deelstaat had kunnen zijn.
In het Noorden van Duitsland, tussen de Weser en (Oost-)Friesland ontstond in de vroege middeleeuwen het graafschap Oldenburg. Met als residentie voor de graven de stad met de zelfde naam.
In de eeuwen die volgden groeiden Oldenburg en de welvaart in de stad. Op wonderbaarlijke wijze bleef de stad vrij van verwoesting in de oorlogen, maar een stadsbrand bleef het niet bespaard.
Tegenwoordig is Oldenburg een plezierige, autovrij stad, waar nog veel van de geschiedenis in terug te vinden is. Ik neem je mee aan de hand van de geschiedenis langs de monumenten van Oldenburg.
Rond het jaar 800 ontstond in Noord-Duitsland, tussen Oost-Friesland en Bremen, een nederzetting bij een oversteekplaats van de rivier de Hunte. En in de eeuwen daarna ontstond een graafschap, met graaf Huno als eerst genoemde.
In 1091 verschijnt een opvolger, graaf Egilmar ten tonele. Hij bouwde in de directe nabijheid van de boerennederzetting een waterburcht. Deze is in 1108 voor het eerst gedocumenteerd als Aldenburg.
Vanuit de waterburcht werd tol geheven op de Hunte, die bovendien kon worden afgesloten in geval van oorlog. Het graafschap groeide, en nam toe in betekenis.
De stad Oldenburg zelf kreeg in 1345 stadsrechten van de Aartsbisschop van Bremen. Dit betekende een toename van de handel en welvaart.
Die handel werd aangevoerd over de Hunte. Goederen uit de zee- en binnenvaart werden in de haven van Oldenburg in-, uit- en overgeladen.
Van de eerste eeuwen is in de haven weinig meer te vinden. Er staat nog wel een oude kraan, maar die stamt uit de 19e eeuw.
Langs de haven loopt nu een gezellige promenade. Vooral in de zomer is het een ontmoetingsplaats met diverse café's en restaurants.
In 1603 verscheen Graaf Anton Günther ten tonele toen zijn vader Johan VII overleed. Hij regeerde van zijn 20ste tot zijn 83ste levensjaar en werd de belangrijkste graaf in de geschiedenis van Oldenburg.
In de stad kan je een beeltenis van Anton Günther op verschillende plekken tegenkomen. In een logo, bijvoorbeeld. En vooral op een grote muurschildering op het Haus Graf Anton Günther. op de hoek van de Lange strasse met de Kurwickstrasse. Dit was ooit een hotel, er zit nu een hamburger-restaurant in.
Onder leiding van Anton Günther floreerde graafschap Oldenburg. Er werden dijken aangelegd die het Noorden behoedde voor overstromingen. Hij hief tol op de Weser, tot ongenoegen van Bremen, om de dijken te bekostigen.
Anton Günther liet ook de voormalige waterburcht grondig herbouwen, omdat een burcht in zijn ogen onnodig geworden was. In plaats daarvan ontstond een Slot in Renaissancestijl.
Dit slot vormt nog altijd de basis van het huidige Slot Oldenburg, al zijn er in de 19e eeuw nog zijvleugels aangebouwd.
Uiteraard is het Slot een grote blikvanger in de stad, en moet je hem zeker van de buitenkant bewonderen. let daarbij ook op de beelden aan de gevels en het stadswapen boven de ingang.
In het Slot bevindt zich sinds 1921 het Landesmuseum Kunst & Kultur Oldenburg. Met vooral ook veel aandacht voor de geschiedenis.
Bijzonder zijn bijvoorbeeld de Oldenburger Wunderhorn, de beelden van Graf Anton Günter uit zijn grafmonument, en de prachtige Schlosssaal.
Een grote hobby van graaf Anton Günther was het fokken van paarden. Hij genoot van het rijden op zijn eigen paard met lange manen Kranich, maar zijn paarden kwamen ook zakelijk goed van pas.
Anton Günther was namelijk ook een goed diplomaat. Gedurende de 30-jarige oorlog zorgde hij ervoor dat Oldenburg als één van de weinige Duitse steden niet verwoest werd.
De graaf gebruikte daarbij ook zijn paarden, maar niet in de oorlogsvoering. Toen de vijandelijke graaf Tilly met 25.000 ruiters klaar stond om de stad in te nemen schonk Anton Günther hem een aantal van zijn waardevolle paarden.
Nog altijd staat de Oldenburger bekend als een uitstekend paardenras. Bekend is onder andere het paard Bonfire, en in de Lange strasse staat een beeld van het paard Donnerhall, wereldkampioen dressuur en stamvader van vele Oldenburger paarden.
Het huwelijk van Graaf Anton Günther bleef kinderloos. Toen hij in 1667 stierf ging het graafschap over aan een eerder afgebogen tak van de graven. Een tak die eerder het koningschap van Denemarken verwierf, ook door kinderloosheid bij een eerdere koning.
En zo werd koning Friedrich III van Denemarken (en Noorwegen) ook graaf van Oldenburg (en Delmenhorst).
Alsof de duivel er mee speelde brak vrijwel direct de pest uit. en negen jaar later werd de stad alsnog verwoest door een grote brand.
De Deense heersers verleenden weinig steun aan de inwoners. Hierdoor verlieten velen de stad, en duurde de wederopbouw enorm lang.
Wat de Denen wel deden, was het versterken van de vestingswerken rond de stad. Van de vestingswerken is alleen de Pulverturm (kruittoren) nog over. Die bijbehorende stadswallen vormen nu een groene zoom rond de Altstadt.
Eén van de weinige gebouwen die de stadsbrand overleefde, is de Lappan. Dit gebouw is het symbool van de stad Oldenburg. tegenwoordig is het toerismebureau hierin gevestigd.
De Lappan stamt uit 1467 en is als klokkentoren aangebouwd (angelapt, vandaar de naam) aan de al bestaande Heilige geest kerk. De kerk is verdwenen, maar de Lappan bleef bestaan als wachttoren.
Bij de stadsbrand van 1676 bleef de toren staan, maar de houten gotische kap ervan niet. Die is vervangen door een nieuwe kap in renaissancestijl.
Een ander gebouw dat de brand overleefde is het Degodehaus aan de Markt. Dit vakwerkhuis stamt uit 1502 en is het laatste middeleeuwse patriciërshuis in Oldenburg.
Het huis fungeert nu als schoenenwinkel. Erg grappig is dat weinig klanten beseffen dat achter in de winkel iets bijzonders te zien is. Hier zijn plafondschilderingen uit 1645 zichtbaar van kenmerken uit de toen bekende continenten.
Na zo'n 100 jaar Deense heerschappij werd het graafschap Oldenburg een soort ruilobject tussen de vorstenhuizen van Denemarken, Rusland en Duitsland, die door talrijke huwelijken aan elkaar verwant waren.
Uiteindelijk kwam het in bezit van de prins-bisschop van Lübeck, Frederik Augustus. Toen deze door de Roomse keizer Joseph II tot hertog werd verheven, was Oldenburg plots een hertogdom, waar ook Lübeck onder viel.
In de tijd van Napoleon werd ook Oldenburg in 1811 geannexeerd door Frankrijk. Na deze Franse periode werd bij het congres in Wenen Oldenburg tot Groothertogdom verheven. Naast Lübeck behoorde ook het Vorstendom Birkenfeld daartoe, en in 1818 kwam de heerlijkheid Jever erbij.
Gedurende deze hele periode was Peter Friedrich Ludwig de beheerder van het hertogdom, omdat de eigenlijke hertog, Peter Friedrich Wilhelm niet in staat was om te regeren. Na diens dood in 1823 werd hij ook in naam Groothertog Peter I.
Onder Peter Friedrich Ludwig werd de stad Oldenburg flink uitgebreid in neoclassistische stijl. Daarvan is nog veel in de stad terug te vinden.
Onder andere de rij huizen aan de buitenkant van de stadswal aan de Huntestrasse herinnert aan deze stijl, evenals het Prinzenpalais iets verder op de hoek met Damm, waar nu een kunstmuseum in is.
Ook de oude, vervallen Lamberti-kerk in het centrum van Oldenburg werd in 1795 in neoclassistische stijl opnieuw opgebouwd. Opvallend, omdat dit bouwwerk zonder klokkentoren er niet bepaald als een kerk uitzag.
De binnenkant van de kerk was wel bijzonder. De ronde vorm was naar voorbeeld van het Pantheon in Rome. En zo ziet de kerk er vandaag nog altijd uit!
Maar de buitenkant is sinds 1873 weer compleet veranderd. In dat jaar werd een grote klokkentoren toegevoegd, in neogotische stijl.
In 1885 volgden nog 4 hoektorens, die moesten fungeren als nooduitgang voor de bovenste galerijen in de kerk. En er werd begonnen met de bakstenen buitenkant van de kerk, waardoor hij er nu volledig neogotisch uitziet, totdat je naar binnen gaat...
In 1833 werd in de culturele behoeften van de stad voorzien met de bouw van een Groothertoglijk hoftheater op de stadswallen aan de rand van de Altstadt. Het aanvankelijk tijdelijke gebouw werd in 1838 voorzien van ook weer een neoclassistische gevel.
Vanwege brandgevaar werd in 1881 besloten een nieuw gebouw te bouwen, naast het oude. Dit keer in een neobarok stijl. Hoe ironisch was het dat juist dat nieuwe gebouw in 1891 door brand werd verwoest.
Al snel werd begonnen met de herbouw van het theater, die in 1893 geopend werd. Dit gebouw staat nog altijd aan de Theaterwall, al is het in de loop der jaren wel uitgebreid en gerenoveerd.
Na de eerste wereldoorlog deed groothertog Friedrich August afstand van de troon. Oldenburg werd een vrijstaat in het federale Duitse rijk. En het theater werd daarmee een Staatstheater.
Deze periode duurde maar kort, al snel stond er een Tweede Wereldoorlog voor de deur. Met, zeker aan het einde ervan, een grote dreiging van verwoesting voor de stad.
Dit keer was het aan de Engelsen te danken dat dit niet gebeurde. Zij stonden voor de poorten van de stad, maar zochten bovendien een plek om langer te verblijven. Ze sloten een deal met de Duitsers die zonder gevecht konden terugtrekken.
Hierdoor zijn er in de straten van Oldenburg nog veel oude huizen uit de 18e en 19e eeuw te vinden. En dat maakt dat Oldenburg een gezellige stad is om door te wandelen.
Tijdens die wandeling kan je ook heerlijk shoppen. De twee grootste winkelstraten lopen van Noord naar Zuid door de Altstadt.
De Lange strasse loopt van de Lappan tot de Markt bij het Rathaus. De Achternstrasse is een aftakking hiervan en komt aan de andere kant van de Markt uit.
Maar ik raad je aan om ook de kleine zijstraatjes te bezoeken. Hier vind je ook de kleinere, lokale winkeltjes. Ook leuke café's en restaurants, zoals de Kleine Burg vind je in deze straatjes.
Zit het weer een beetje tegen? Winkelcentrum Schlosshöfe bevindt zich ook in de Altstadt.
Extra leuk is het om te gaan shoppen in de Adventsperiode, wanneer er 3 kerstmarkten in Oldenburg zijn.
Zit het weer juist mee? Dan wandel je de Altstadt uit naar de stadswallen rondom. En dan vooral ook door naar de Schlossgarten.
In dit park, dat in opdracht van groothertog Peter I is aangelegd, is het jaarrond genieten. In zomer en winter staan er bloemen in bloei. En sommige bomen stammen nog uit de tijd van de groothertog.
In het park staan ook diverse historische gebouwen. Een aanrader is de gratis toegankelijke tropenkas. Hier vind je naast tropische planten ook aquaria met diverse vissen en kikkertjes.
Genoeg gezien? Dan is het tijd voor een stevige maaltijd. Gelukkig is Oldenburg de Kohltourhauptstadt, ook wel Grünkohlhauptstadt van Duitsland!
Grünkohl dus, oftewel in goed Nederlands Boerenkool. Maar hier eten ze hem anders dan bij ons. Met Pinkel onder andere, de traditionele gekookte worst van Noord-Duitsland. Maar er zijn ook vegetarische varianten.
Een goede plek om van deze specialiteit te proeven is de Ratskeller onder het Rathaus. Hier vind je ook andere traditionele maaltijden, zoals het schippersgerecht Labskaus.