De Allgäu is een bijzondere regio in het Zuiden van Duitsland. Hier gaat het merengebied plots over in de bergen van de Alpen, en vind je de mooiste kastelen.
De Allgäu regio is niet duidelijk afgebakend. Het bestrijkt grofweg een gebied tussen de Bodensee en de kastelen van Schwangau.
Naar het Noorden wordt soms de stad Ulm als grensplaats genoemd, waar andere bronnen een lijn trekken tussen het veel Zuidelijker Leutkirch en Kaufbeuren. We houden dit laatste aan, omdat daar al meer dan genoeg te beleven valt.
De Allgäu is gevormd na de laatste ijstijd. De wegtrekkende gletsjers lieten wetlands en meren achter tot aan de Alpen. Daartussen liggen steden met Romeinse roots.
Kempten is de grootste stad in de Allgäu, en één van de oudste van heel Duitsland. De Romeinen hebben de stad gesticht als Cambodunum, en in het archeologisch park met dezelfde naam zijn nog resten daarvan te zien.
Maar de bloeitijd van Kempten was in de Barok, en daar is nog veel meer van over. De St.-Lorenz-Basilika en de voormalige Fürstäbtliche Residenz (vorstelijke residentie) zijn zeker een bezoekje waard.
Maar ook het Rathaus is prachtig, en staat aan één van de vele gezellige pleinen in de stad. De terrasjes op die pleinen maken Kempten een heerlijke stad om te verblijven.
Op verschillende plekken in de Allgäu zijn wetlands te vinden: natte moeras-achtige gebieden, die na het wegtrekken van de gletsjers na de laatste ijstijd zijn ontstaan.
In deze natte gebieden zijn in de loop der eeuwen plantenresten opgestapeld, waarbij ze veen, ook wel turf geheten, vormden. In Nederland is op grote schaal turf gestoken, waarbij veel van het veen verdwenen is. In Duitsland is dit ook gebeurd, maar op kleinere schaal.
In de Allgäu (en andere delen van Duitsland) worden veengebieden (Moore) onderverdeeld in laagveen en hoogveen. Bij laagveen kom het water van onder (van meren en beekjes). Bij hoogveen van boven (regen dat in een grote kom blijft staan).
In de veengebieden in de Allgäu zijn veel verschillende planten en dieren te vinden. Op informatieborden is veel informatie hierover te vinden. Je leert je er alles over, van bacteriën tot bevers.
Waar meer water bleef staan na de ijstijd, ontstonden meren. En daar zijn er nogal wat van in de Allgäu.
Deze meren zijn vooral in de zomer heerlijke plekken om aan te vertoeven. In de dorpen bij de de meren worden vaak sups, bootjes of waterfietsen verhuurd, zoals in Hopfen am See.
Zwemplekken vind je ook vaak in de dorpen, maar ook midden in de natuur. Een aanrader is bijvoorbeeld de Badewiesen aan de Grosse Alpsee in de buurt van Immenstadt.
Het grootste meer van de Allgäu, de Forggensee, is een vreemde eend in de bijt. Dit is namelijk een stuwmeer dat het smeltwater uit de Alpen opvangt.
De stuwdam genereert elektriciteit, maar zorgt er ook voor dat dorpen en steden verderop niet overstromen als er veel water uit de Alpen komt. Opmerkelijk daarbij is dat het meer in de winter bijna leeg staat.
Op de Forggensee kan je een mooie boottocht maken, met onder andere uitzicht op de kastelen van Schwangau en Füssen.
Praktisch aan de Forggensee, in het dorp Brunnen van de gemeente Schwangau, ligt dit mooie hotel. Een heerlijk rustige omgeving, op slechts 5 kilometer van de kastelen. Het hotel heeft standaard 2-persoons kamers, maar ook appartementen voor 4 personen met keukentje.
Want dat is natuurlijk de bekendste attractie van de Allgäu: Slot Neuschwanstein. Dit beroemde kasteel van de excentrieke Ludwig II, voormalige koning van Beieren, spreekt iedereen tot de verbeelding.
Maar dit is niet het enige kasteel van de gemeente Schwangau. Een stukje verderop staat het kasteel Hohenschwangau. Hier groeide Ludwig II op met zijn ouders koning Maximilian II en koningin Sophie.
In Hohenschwangau is dus daadwerkelijk gewoond. Dat was niet of nauwelijks het geval bij Neuschwanstein, simpelweg omdat dat kasteel nog niet af was toen Ludwig II overleed.
Hohenschwangau is dus zeker een bezoek waard. Hier vergaap je je aan de verschillende zalen en vertrekken. Maar uiteraard wil je ook de (wel voltooide) kamers van Neuschwanstein zien. Boek voor beide kastelen dus een rondleiding.
Wil je meer weten van Ludwig II en de andere koningen van Beieren? Bezoek dan het Museum der Bayerische Könige, in Schwangau onder het kasteel Hohenschwangau.
Naast Schwangau ligt de stad Füssen. Deze ligt op een zeer strategische plek: daar waar de rivier Lech de Alpen uitkomt. Ook de Romeinse handelsroute kwam hier de Alpen uit, en er ontstond al snel een nederzetting met herbergen, restaurants en handelsplaatsen.
Ook in de Middeleeuwen was het een belangrijke stad. Niet in het minst omdat de later heilig verklaarde monnik Magnus er een klooster stichtte. Dat Benedictijnse klooster is nu een groot museum, en ook het stadhuis is er in gevestigd.
Füssen heeft, naast de 2 kastelen in Schwangau, zelf ook een kasteel. Minder imposant, maar een bezoek zeker waard.
Kortom, genoeg te zien in Füssen, dat niet voor niets de laatste stop is op de Romantische Strasse.
Hotel Hirsch is een traditioneel hotel in het centrum van Füssen. Het heeft een prima restaurant waar ook de locals graag wat komen eten en drinken, altijd een goed teken. Het hotel heeft themakamers, zoals een kasteelkamer waar wij in verbleven.
Ten Westen van Füssen ligt het stadje Pfronten. Of eigenlijk is dit geen stad, maar een keten van 13 dorpen. Met in iedere kern een kerkje, leuke hotels en restaurants en een eigen sfeer.
Ried is het grootste dorp in Pfronten. Hier vind je een treinstation (1 van de 3 in Pfronten), en onder andere een Heimathaus. Dit is een soort museum met allerlei werktuigen en andere artikelen uit oude tijden.
Pfronten is een goede uitvalsbasis voor wandelaars, zowel voor de bergen als het vlakke land. Daar, op het vlakke, wandel je tussen de weiden van dorp naar dorp, langs bossen en veengebieden.
Liever bergop? Dan pak je de Breitenbergbahn naar 1500 meter hoogte, of neem daarna de stoeltjeslift nog hoger. Hier maak je prachtige wandelingen, er is er ook één geschikt voor kinderen.
Een uitdagende, maar prachtige wandeling terug (of heen als je de lift niet neemt) is die door de Reichenbachklamm, langs diverse watervalletjes.
Het luxe Alpenhotel Krone in Pfronten heeft ruime, modern ingerichte kamers. Hier rust je uit van je wandeldag in de heerlijke wellnessruimte met sauna, stoombad en relaxbedden. Het restaurant is top, met verrassende gerechten.
Een andere uitdagende wandeling is die naar de burgruïne Falkenstein. Deze ruïne op 1277 meter hoogte, die vanuit Pfronten te zien is, ziet er niet heel indrukwekkend uit. Maar hier wilde Ludwig II nòg een kasteel bouwen. In een klein museumpje bovenaan zie je de verschillende ontwerpen daarvoor.
In de omgeving zijn nog veel meer burgruïnes te vinden, die je bijvoorbeeld tijdens een fietstocht kan bewonderen, van dichtbij of veraf.
De Burgruïnes van Hohenfreyberg en Eisenberg, bijvoorbeeld, liggen vlak bij elkaar, op de bergtoppen bij het dorp Eisenberg. De ruïnes zijn vrij toegankelijk.
Bezoek ook zeker het burgenmuseum Eisenberg. Hier krijg je veel informatie over de geschiedenis, en zie je de resultaten van archeologische opgravingen bij de kastelen.
In het uiterste Zuiden van de Allgäu ligt Oberstdorf, wat bijna een enclave in Oostenrijk vormt.
Hier liggen de hoge Alpentoppen dus rondom. Midden in het dorp vertrekt de Nebelhornbahn naar het bergstation op 1932 meter hoogte. Van hieruit maak je prachtige wandelingen, bijvoorbeeld naar de top van de Nebelhorn op 2224 meter.
Buiten het dorp zijn nog twee gondelliften: de Söllereckbahn en de Fellhornbahn. Ook deze brengen je naar grote hoogten (letterlijk en figuurlijk).
Een andere aanrader is een wandeling door de Breitachklamm, al kan het in deze prachtige kloof wel druk zijn. Het is daardoor éénrichtingsverkeer in de kloof. Terug (vanuit Oostenrijk waar hij eindigt) gaat er een ander wandelpad, of neem je de bus.
En zo zijn er nog veel meer mooie plekken in de Allgäu te vinden. Veel daarvan hebben "im Allgäu" achter hun naam staan, dan weet je dat je in dit gebied bent. Met vele mogelijkheden voor leuke uitstapjes dus.